Julek Jurowicz
Oprichtervan de onderneming vóór de beheertools van Smart, de bv Ubik vanaf 1992.
Mede-oprichter en mede-afgevaardig bestuurder van Smart, eerst als vzw vervolgens als stichting.
Hoofd van het globale project – als deel van een tweetal, van 1998 tot 2014.
We zijn hier om 25 jaar Smart te vieren.
25 jaar, dat zijn 100 seizoenen! Ik vind het mooi om dat zo uit te drukken.
Om bij het begin te beginnen, wat is jouw dag 1 van Smart?
De eerste dag van Smart was vóór Smart.
Pierre Burnotte1 kende ik al. In 1996 had hij aan enkele mensen uit de Luikse muzieksector met wie hij dagelijks werkte het idee voorgelegd van een solidaire structuur die arbeidsovereenkomsten zou kunnen aanbieden aan kunstenaars die daar recht op hadden maar die niet konden krijgen van hun werkgevers.
Iedereen was enthousiast maar niemand wilde zich engageren.
Ik hield me in die tijd bezig met sociale en fiscale problemen van filmartiesten en technici die aan Frans-Belgische filmproducties werkten. Met hen was ik in aanraking gekomen door de fiscale problemen van mijn toenmalige partner, een Tsjechische filmvisagiste die pas in België woonde en vrijwel geen Frans sprak. Ze had vaak Franse arbeidsovereenkomsten. De administratie van haar contracten en het regulariseren van haar sociale en fiscale situatie heeft me veel hoofdpijn bezorgd. Gaandeweg werd ik gevraagd ook de dossiers van haar vele vrienden te beheren. Zo heb ik de complexiteit en valkuilen ontdekt van een sociale regelgeving en een belastingsysteem tussen nationale administraties, dat onsamenhangend en niet-gecoördineerd was. Voor de betrokkenen creëerde dat zeer ongemakkelijke situaties.
Pierre had soortgelijke problemen. Hij deed de administratie voor Zap Mama, een groep internationale zangeressen afkomstig uit verschillende landen. De groep was erg succesvol en had optredens op elk continent: dat zorgde voor een zeer interessante sociale en fiscale puzzel.
Het heeft ons heel wat hoofdbrekens gekost om erachter te komen hoe we dat soort complexe situaties in het beste belang van de kunstenaars konden beheren. Pierre kwam op het idee om kunstenaars en producenten te verenigen in een gezamenlijke structuur waarin we al onze ideeën en oplossingen samenbrachten.
De eerste structuur die we gebruikten was een bestaande vzw: Les Passions Unies.
Les Passions Unies werd dus opgericht vóór 1998?
Les Passions Unies was een vzw die al voor Smart bestond en door Pierre werd beheerd. Omdat we veel te doen hadden, hebben we die gebruikt.
Maar we beseften vrij snel dat het niet gezond was om de zeer uiteenlopende dossiers die Pierre beheerde op één hoop te gooien met de dossiers van ons nieuwe gezamenlijke project. En om die reden richtten we een nieuwe non-profitorganisatie Smart op. De eerste IT-toepassingen werden binnen deze nieuwe vzw gerealiseerd.
Al sinds het begin stroomden de aanvragen binnen. Het nieuws deed al vlug de ronde dat kunstenaars een arbeidsovereenkomst konden krijgen, zonder dat er ook maar sprake was van toegang tot werkloosheidsuitkeringen of iets dergelijks. Dat kwam pas later. Maar de mensen konden gewoon niet wachten.
In die tijd deden we nog alles met de hand, zonder computerondersteuning… Ondanks heel hard werken konden we het tempo van de aanvragen niet bijhouden, en al in 1999 beseften we dat we onze procedures dringend moesten automatiseren.
De eerste stap was het creëren van een gebruikersbestand, zonder duplicaten of spelfouten. Dat klinkt eenvoudig maar het was zeer complex om op te zetten. Zodra het gebruikersbestand min of meer correct was, moesten we het contact met de leden eenvoudiger én onbetwistbaar maken. Bijvoorbeeld bijhouden wat de vraag precies was. Want een telefoontje: “Hé, ik moet vanmiddag werken, zou je zo vriendelijk willen zijn om een contract voor me op te stellen” is prima. Je maakt het contract en vervolgens vergeet je dat je dat gedaan hebt of blijkt dat er een misverstand was. We creëerden een tweede database met de gegevens van elke aangevraagde en opgestelde arbeidsovereenkomst. En daarna nog een derde met de gegevens van de opdrachtgevers om de essentiële gegevens voor de facturering te hebben.
Heel snel daarna volgde een vierde database om de facturen aan de opdrachtopgevers en de betaalde bedragen bij te houden.
Het heeft ons drie jaar gekost om de databasestructuur voor onze kernactiviteiten op orde te krijgen.
In 2001 kwam het magische moment waarop we beseften – het was meer dan alleen een gevoel – dat we eindelijk controle hadden over wat er gebeurde en dat we met een gerust hart naar de toekomst konden kijken. Het enige wat we nog moesten doen … was meer personeel aannemen om alle gegevens te verwerken van het groeiende aantal leden en contracten.
Toen we de eerste arbeidsovereenkomst opstelden in april 1998 waren we met z’n drieën: Pierre Burnotte, Amir Dibadj2 en ik.
In 2001 waren we al met tien.
Het pand dat we huurden in Molenbeek was intussen veel te klein geworden. We zijn op zoek gegaan naar een groter pand en dat vonden we uiteindelijk in Sint-Gillis, in het huis op de hoek van de Emile Féronstraat en de Coenraetsstraat.
Je vroeg me iets mee te nemen voor het interview om die begindagen te illustreren. Hier is dus Smarts eerste “uithangbord” (gemaakt door de broer van mijn vrouw) dat we trots op de gevel van de Coenraetsstraat 56 hingen.
Kun je het beschrijven?
In de rechthoekige houten doos met een glazen paneel staan de namen van de vier bedrijven die toen op dit adres gevestigd waren: Smart, les Passions Unies, UBIK en Artichaud / Artiwarm, elk geïllustreerd met een afbeelding.
De afbeeldingen zijn naïef en druisen in tegen alle wetten van ‘goed’ logo-ontwerp. Ze zijn niet zomaar aan te passen en ze evolueren niet, en toch vind ik ze nog altijd heel ontroerend: een hand die een andere leidt voor Smart, een groep kleine dansende personages voor Passions Unies, een koperen plaat voor UBIK en een kreeft (van homme-art > homard) voor Artichaud.
Kun je ons vertellen wat UBIK is?
UBIK was het bedrijf waar ik de dossiers beheerde van de klanten die ik had vóór Smart werd opgericht. UBIK was in zekere zin de tegenhanger van Pierres Passions Unies. Later hebben we in UBIK de informaticatoepassingen voor de hele groep ontwikkeld. Artichaud / Artiwarm werd opgericht om de diensten van Smart te introduceren bij beeldende kunstenaars. Die zijn oneindig veel individualistischer dan podiumkunstenaars. We moesten zelf naar hun ateliers gaan, ons interesseren voor hun creaties en leren over hun behoeften en verwachtingen. Het was een lang proces. Toen werd ook het idee van een kunstcollectie binnen Smart geboren.
Ondanks dat uithangbord dat je niet per se communicatief vindt om uit te leggen wat je aan het doen was, werkte het wel.
Dat paneel heeft vijftien jaar aan de gevel gehangen! Op initiatief van de raad van bestuur van Smart zijn we een paar jaar later overgestapt op een modernere, efficiëntere vorm van communicatie, met logo’s die niet langer figuratief waren, maar echte logo’s die konden worden aangepast en evolueren.
De verhuizing was het begin van een nieuwe periode voor jou want “het enige wat jullie nog moesten doen was meer personeel aannemen”.
Ja, dat was een moment van grote opluchting. De eerste jaren was het echt afzien. We werkten enorm hard, maar we verdienden bijna niks.
Dankzij de automatisering konden we efficiënter werken, en dus wat minder afzien en wat meer verdienen. Na de ontwikkeling van de eerste versie van het automatisch beheer van de arbeidsovereenkomsten startten we in 2002 met de ontwikkeling van een online-interface. We wilden dat de gebruikers hun aanvragen konden indienen zonder dat ze naar onze kantoren moesten komen, en online toegang kregen tot de financiële transacties bij Smart. Na een proef- en verfijningsperiode leidde dat tot een enorme verbetering van de dienstverlening. Die verliep soepeler, er werden minder fouten gemaakt en de gebruikers kregen veel meer vertrouwen. In 2003 werd de eerste, heel eenvoudige website gelanceerd. Toen die online ging, groeide het aantal leden fors en was er een enorme toename van het aantal contracten. Dat viel samen met de ontwikkeling van het beheer van de zogenoemde “Activiteiten”. We zagen namelijk een enorme toestroom van mensen die problemen hadden die verder gingen dan enkel het beheren van een arbeidsovereenkomst. Mensen die aanbestedingen wonnen, of die opdrachten hadden, waarbij een groot deel van het gefactureerde bedrag niet werd omgezet in loon, maar werd gebruikt om project- en productiekosten te dekken. Zo ontstond het begrip “Activiteit”. We konden voortaan globale budgetten beheren die moesten worden verdeeld tussen productiekosten en bedragen bestemd voor lonen voor het lid zelf of voor derden.
In welk jaar werden de Activiteiten geïntroduceerd?
In 2004. Om allerlei redenen hebben we veel moeten experimenteren.
In het bijzonder moesten we beslissen hoe we de winst van een activiteit fiscaal gingen definiëren. Dat was een uiterst delicate kwestie, ongeacht het land waarin deze zich voordoet. Hoe ga je om met de jaarperiodiciteit van de belasting voor projecten die zich over het jaar uitstrekken zonder de mogelijkheid om aan het einde van elk belastingjaar een winst of een verlies te kunnen voorleggen? We moesten de projecten één voor één aan de belastinginspectie voorleggen vóór we eenvoudige en veilige manieren hadden bedacht voor de leden.
Het had net zo goed niet kunnen lukken, maar dat deed het wel. De activiteiten hebben voor een explosieve groei van Smart gezorgd. We registreerden een sterke toename van het aantal leden en van de behandelde financiële bedragen. Die toestroom van projectbudgetten zorgde op haar beurt weer voor een aanzienlijke cashflow. Daardoor konden we ook het uitbetalingssysteem van de lonen veranderen. Tot dan toe betaalden we leden wanneer we het geld van hun opdrachtgever ontvingen. Voortaan ontvingen de leden hun loon uiterlijk een vast aantal dagen na afloop van hun contract, zelfs als de factuur nog niet door de opdrachtgever was betaald. Deze verbetering van de uitbetaling leverde ons opnieuw een groot aantal gebruikers op. Al die veranderingen vereisten een grote reeks aanpassingen aan het IT-systeem en de invoering van complexe administratieve procedures voor het innen van schulden bij de opdrachtgevers. De introductie van een zeer specifieke collectieve ongevallenverzekering voor alle leden (zowel voor arbeidsongevallen als voor ongevallen in de privésfeer) was een andere factor waardoor het aantal leden snel toenam. In België en Frankrijk is elke werkgever verplicht een verzekering af te sluiten voor de werknemers voor ongevallen die zich voordoen op de werkplek of op weg van en naar het werk.
Alleen werkt die verplichte verzekering niet goed, of houdt ze zelfs op te werken, wanneer de werkplek niet vast is of wanneer de werktijden niet strikt zijn vastgelegd. Wat precies het geval is voor kunstenaars en voor iedereen die we “projectwerkers” noemden.
We hebben toen een verzekeraar gevonden met wie we konden onderhandelen over een collectief ongevallenverzekeringscontract voor de leden van Smart, dat zowel voldoende dekking bood voor de werkperiodes als voor de reizen tijdens die werkperiodes, maar eveneens voor ongevallen in het privéleven. En dat tegen een financieel zeer aanvaardbare collectieve premie.
Vanaf toen konden we tegen onze leden zeggen: “Als je een ongeluk krijgt, meld het dan en de verzekering betaalt uit”. Dat werkte bijzonder goed. Het was een welkome kers op de taart en de leden waren ons zeer dankbaar.
Vertel eens over de relatie tussen Smart en de vakbonden.
Onze positie als tussenpersoon tussen de kunstenaars en hun opdrachtgevers werd indertijd niet geaccepteerd door de vakbonden. Want juist zij hadden gestreden voor een werknemersstatus voor podiumkunstenaars en daarmee voor de werkgeversstatus voor de opdrachtgever.
Zowel in Frankrijk als in België, was het voor hen uit den boze om een derde partij toe te laten in de werkgever-werknemer relatie. Dat zou het leven van de werkgevers te makkelijk maken. En het was onverteerbaar dat iemand grof geld verdiende op de rug van arme kunstenaars. Dat was de officiële formulering van het conflict, dat in België en Frankrijk heel verschillend evolueerde.
In België hebben we geduldig gewacht tot de vakbondsmensen van de generatie hardliners hun loopbaan beëindigden en door jongere, meer ruimdenkende collega’s werd vervangen.
Maar in Frankrijk was de tegenstand hardnekkiger. De positie van de Conféderation Générale du Travail (CGT) op het ministerie van Cultuur was enorm sterk. Alle kleine stappen die we in België wel konden zetten, waren onmogelijk in Frankrijk. Dat mondde uit in een extreem hard juridisch conflict dat Smart – in eerste instantie – won. Toen het conflict jaren later weer oplaaide, werd in Frankrijk La Nouvelle Aventure3 verboden.
Lopen de groeifasen van Smart altijd synchroon met vernieuwende ideeën?
Ja natuurlijk! In het begin bestond er niks, dus elk idee was welkom. Ze waren niet allemaal goed, maar werden wel uitgeprobeerd. Het was eigenlijk een constante afwisseling tussen mislukte pogingen en successen. Gelukkig waren er meer goede dan slechte ideeën. En gelukkig hadden de slechte ideeën geen rampzalige gevolgen.
Kun je ons voorbeelden geven van mislukte pogingen?
Een van de slechte ideeën was om in een te vroeg stadium te zeggen dat Smart de verantwoordelijkheid nam voor de activiteiten van de leden. Dat leidde tot veel verwarring en enorme problemen bij het verduidelijken van zaken tussen adviesverleners en leden. Dat heeft een aantal gespannen situaties opgeleverd op waarin ik onnodige knopen moest ontwarren.
De ontwikkeling van Smart was geen triomftocht van begin tot eind maar ging met vallen en opstaan. We zijn ongeveer vijftien jaar bezig geweest met constant creëren, wijzigen en aanpassen… Vijftien jaar van bijna constante reflectie en verbetering van de procedures en de tools.
Een ander experiment dat ons veel energie heeft gekost, was onze betrokkenheid bij de financiering van filmprojecten door gebruik te maken van het Tax Shelter-mechanisme.
Om arbeidsovereenkomsten te kunnen geven aan leden die geen kunstenaar waren, werden we verplicht een uitzendbureau op te richten. Die commerciële structuur maakte winst waarop vennootschapsbelasting betaald moest worden. Dankzij het Tax Shelter-systeem was het mogelijk om op een deel van die winsten geen belastingen te moeten betalen door ze te investeren in filmproducties of shows. Het leek aanvankelijk een goed idee, maar het systeem bleek omslachtig en ingewikkeld in de uitvoering. Het kostte ons enorm veel tijd om structuren op te zetten en te beheren en om coproductiecontracten af te sluiten. Na een paar filmproducties zijn we ermee gestopt.
Altijd in dienst van…?
Ja, altijd in dienst van… de leden steunen was zo vanzelfsprekend dat we er niet eens over spraken.
Zowel Pierre en ik geven niet om geld “om het geld”. Zo zijn we grootgebracht. Toen we eenmaal geconstateerd hadden dat we niet de behoefte hadden om rijk te worden, maakte dat de ontwikkeling van Smart vanzelfsprekend en makkelijk.
Het extreem snelle succes bracht ons trouwens in een positie van totale financiële onafhankelijkheid. We waren niet afhankelijk van subsidies, onze acties waren niet afhankelijk van enige autoriteit. Dat gaf ons de vrijheid te experimenteren.
Uiteraard waren we wel verplicht ons aan de wettelijke regels te houden. De sociale en de belastinginspectie hielden ons constant in de gaten. We hebben die beperkingen met veel goede wil geaccepteerd. De relatie met de sociale inspectie was goed en soms zelfs hartelijk, omdat de inspecteurs er snel van overtuigd waren dat onze acties bedoeld waren onze gebruikers een sociale bescherming te geven die ze zonder ons niet zouden hebben.
Je wilde het hebben over het studiebureau.
Het studiebureau is het gevolg van een ontmoeting met een sleutelfiguur in de ontwikkeling van Smart, namelijk Alain de Wasseige.
Alain de Wasseige was ambtenaar geweest op het ministerie van Cultuur van de Franse Gemeenschap en specialist in cultuurbeleid. We leerden hem kennen toen hij het ministerie verliet en we waren heel blij dat hij bij Smart wilde komen werken. Hij richtte het studiebureau op. Zo konden we onze geloofwaardigheid bevestigen en raakten we van ons imago van incompetente cowboys af. We waren nu gesprekspartners die aan tafels konden zitten die tot dan toe voor ons onbereikbaar waren. Het studiebureau werkte opmerkelijk goed met jonge werknemers, vooral jonge vrouwen, die gespecialiseerd waren in statistiek en sociologie.
Hun werk verschafte Smart gegevens die doorslaggevend bleken in de discussies die we met de buitenwereld voerden. Dankzij het studiebureau konden we ons verankeren in programma’s op het gebied van cultuur en sociale zaken, studies uitvoeren en publicaties uitgeven in samenwerking met de Franse Gemeenschap. Orville4 zet dat vandaag voort. Het studiebureau zelf werd in 2015 opgeheven.
Hadden die studies betrekking op economische vraagstukken en op het culturele en artistieke milieu in het algemeen? Niet enkel op de leden van Smart?
Dat hing af van wat er gevraagd werd. Maar natuurlijk leverde het gegevens op over de wetten en de regelgeving die zeer waardevol waren om ons voor te bereiden op onderhandelingen. Daardoor stonden we veel steviger in onze schoenen dan voorheen. Ik heb erg veel waardering voor het verzette werk. Het is jammer dat het bureau niet meer bestaat.
Hoeveel mensen werkten er?
Op een gegeven moment werkten er vier mensen, in het begin onder leiding van Alain, die er halftijds werkte want ook andere activiteiten had. Ik wilde het specifiek hebben over het studiebureau omdat de oprichting ervan echt een moment van verandering betekende in de kwaliteit van ons discours. In feite werd er oneindig veel beter naar ons geluisterd toen we eenmaal verifieerbare gegevens konden overleggen en op basis daarvan doordachte voorstellen deden.
Kun je een voorbeeld geven van een project dat enigszins symbolisch is voor dit studiebureau?
Dan zou ik de studies en publicaties willen noemen over de economie van het werk van kunstenaars en over de arbeidsvoorwaarden van projectwerk. Daarmee konden we vooruitgang boeken met name op het gebied van de procedures voor het betalen van werkloze kunstenaars.
Wat ook heeft bijgedragen aan het opbouwen van onze geloofwaardigheid was de oprichting van de juridische dienst. Zowel voor onze interne behoeften om onze eigen kennis van de wettelijke regels te verfijnen als voor de behoeften van onze leden. Wie met problemen bij ons aanklopte, werd door onze juristen doorverwezen naar externe advocaten met wie we betaalbare tarieven hadden onderhandeld, die ver onder de gemiddelde marktprijs lagen. Dat was een heel belangrijke en gewaardeerde service. Iedereen die producties of productieprojecten had, deed daar een beroep op.
Waar ik het ook over wilde hebben is onze ondersteuning van de ontwikkeling van de activiteiten van de leden. Dankzij de ervaring van Alain de Wasseige met het toekennen van subsidies aan kunstenaars en hun projecten, konden we hiaten in de bestaande ondersteuningsmechanismen identificeren. Zo hebben we twee gevallen geïdentificeerd waarvoor geen subsidies bestonden en besloten we om – binnen de grenzen van onze financiële mogelijkheden – beurzen uit te delen om die leemtes op te vullen. Om specifieker te zijn, we besloten om kunstenaars te helpen in periodes van transitie in hun carrière. Het is een typische situatie in de carrière van een kunstenaar wanneer kansen zich voordoen, maar een financiële investering vereisen om te worden gerealiseerd. Een beeldend kunstenaar ontvangt bijvoorbeeld een uitnodiging om deel te nemen aan een tentoonstelling in Japan. Ideaal om meer bekendheid te verwerven, maar het is een dure kans: ze moeten reizen en hun werken vervoeren. Een situatie die niet gedekt werd door de bestaande steunmechanismen voor kunstenaars.
Een andere niche die niet gedekt werd door de bestaande beurzen was de noodzaak aan een opleiding of vorming om een carrière een nieuwe wending te geven. Neem bijvoorbeeld het geval van een muzikant die stage wil lopen bij andere muzikanten om nieuwe technieken en stijlen onder de knie te krijgen en zo zijn carrière te ontwikkelen. Met onze beurzen richtten we ons op deze niches. We deden een projectoproep en publiceerden de selectiecriteria. Tussen 2011 en 2016 hebben we beurzen uitgedeeld die hebben bijgedragen aan ons imago van mensen die kunstenaars actief en concreet ondersteunen.
Was dat voorbehouden aan Smart-leden of was het voor alle kunstenaars in België?
Het was niet alleen voor leden. We wilden het lidmaatschap van Smart niet verplichten.
Een andere manier om beeldende kunstenaars te ondersteunen was de kunstcollectie. Dankzij de ervaring van Alain de Wasseige als galeriehouder stelden we criteria op voor de aankoop en het beheer van kunstwerken rond het thema “Kunstenaarsportret”, in zeer brede zin opgevat. Die collectie omvat bijna 500 werken. In plaats van dure reclamecampagnes is het buitengewoon lonend geweest dat we beurzen hebben toegekend en een kunstcollectie hebben opgebouwd. Die acties hebben ons in contact gebracht met veel makers en kunstenaars en hebben onze positie als ondersteuner van kunstenaars bestendigd.
Maken de kunstwerken die je in de gebouwen van Sint-Gillis ziet hangen, deel uit van deze collectie?
Ja. Helaas is de collectie niet voortgezet door mijn opvolger. Gelukkig wordt ze tegenwoordig weer getoond maar er zou veel meer mogelijk mee zijn. De beurzen, de collectie, andere concrete projecten om leden te ondersteunen, zijn verdwenen. Ik denk dat je je wel kunt voorstellen hoe ik me daarover voel.
Natuurlijk. Laten we verder gaan met de aankoop van de gebouwen.
Wat betreft de aankoop van de gebouwen, hebben we enorm veel geluk gehad. In het begin, tussen 1996 en 2001, huurde Smart lokalen van een bevriend filmmaker in Molenbeek, maar zoals eerder gezegd werd die ruimte te klein. We waren in 2001 met elf en moesten verhuizen. Toen vonden we in Sint-Gilles een nieuw pand dat we huurden van een bedrijf voor ziekenhuisbenodigdheden. Het voelde als een enorme ruimte: een huis met drie verdiepingen tot onze beschikking!
We hadden het geluk dat het bedrijf aan het inkrimpen was en dat het tempo van hun krimp overeenkwam met de toename van onze behoeften aan ruimte. Toen we moesten uitbreiden, huurden we het buurhuis. We openden een paar tussendeuren tussen de huizen en creëerden zo extra kantoorruimte.
Toen het bedrijf besloot te verhuizen, bood de eigenaar ons aan het hele complex te kopen. Hoewel we snel groeiden en meer ruimte nodig hadden, was het geheel te veel. En er waren enkele laboratoria die niet geschikt waren voor kantoorgebruik. Na twee jaar onderhandelen, besloten we uiteindelijk toch het hele complex te kopen met het oog op onze toekomstige behoeften.
We onderhandelden hard en kochten het voor een zeer goede prijs. Omdat we geld in kas hadden, hoefden we niet veel te lenen om de deal te financieren. De aankoop bleek een uitstekende investering te zijn. Om het in perspectief te plaatsen: we betaalden er 5,5 miljoen voor. De gebouwen zijn nu ongeveer drie keer zoveel waard.
Kort na de aankoop heeft een groep kunstenaars, de Brussels Art Factory (BAF), een van de gebouwen gehuurd om er atelierruimtes te creëren. We hadden voldoende ruimte, en zodra er een nieuw atelier nodig was, konden we dat we dat zonder problemen inrichten.
De gebouwen waren in goede staat. De enige onvoorziene gebeurtenis was dat de grote schoorsteen die in het midden van het blok stond scheef begon te hangen en moest worden afgebroken. Toen ik vertrok, waren er plannen voor de herontwikkeling van het gebouwencomplex, maar daar heb ik geen tijd voor gehad. Die plannen werden opnieuw uitgewerkt en zijn prachtig gerealiseerd door mijn opvolger.
In ieder geval is het een gebouw dat vandaag heel symbolisch is voor Smart, en waar mensen over praten. Het is een plek die je niet snel vergeet. Er is iets heel speciaals aan dit complex. Het is prachtig.
Inderdaad.
Ook het onderbrengen van de BAF was een groot succes en bevestigde het imago van Smart als ondersteuner van artistieke en creatieve activiteiten. We kwamen ook in contact met de eigenaar van een groot complex op de Lavalléestraat in Molenbeek. Ook die panden hebben we gehuurd om nog meer ateliers te kunnen aanbieden aan kunstenaars en andere makers. Omdat de eigenaar meer geïnteresseerd was in het verhogen van de waarde van zijn grond dan in het verhuren van de gebouwen konden we relatief goedkoop huren. Het lijkt moeilijk om de site winstgevend te maken door enkel studio’s onder te verhuren en evenementen te organiseren. Maar ik ben van mening dat de reputatie die voortvloeit uit de activiteiten op die locatie een extra hefboom is voor de groei en ontwikkeling van het Smart-project.
Vertel eens over de internationale ontwikkeling.
Meer dan tien procent van onze facturen ging naar buitenlandse klanten, meestal Fransen, maar ook Duitsers, Nederlanders, Italianen en Spanjaarden. Het idee om in die landen mensen te vinden die vertrouwd waren met de lokale regelgeving kwam dus niet uit de lucht vallen.
In 2006 ging een lid van onze raad van bestuur naar de Biënnale Internationale du Spectacle (BIS) in Nantes en raadde ons aan deel te nemen aan de volgende editie van het evenement. We gingen erheen met wat demo-apparatuur voor onze software. De eerste persoon die we ontmoetten, was Sandrino Graceffa5. We kwamen op het idee een Smart op te richten in Frankrijk. Met andere geïnteresseerde Fransen hebben we toen Smart France opgericht en jij, Céline, was onze eerste werkneemster. Ik herinner me met plezier de vergadering waarop wij, Sandrino, Denis Thevenin, Luc Gaurichon en ik, besloten jou aan te nemen. Daar hebben we geen spijt van gehad, want je hebt geweldig werk geleverd bij de ontwikkeling van het kantoor in Lille.
Wanneer heeft Pierre Burnotte Smart verlaten?
In 2008 liet hij me weten dat hij limonade zou gaan verkopen in de Sahel. Zijn vrouw was opgegroeid in Afrika en al bij het begin van hun relatie had ze hem gezegd dat ze terug zou gaan naar Afrika zodra hun dochter volwassen was. En vanaf het begin van onze avonturen had Pierre me gezegd: als zij naar Afrika gaat, ga ik met haar mee. Dat was ooit gezegd, maar ik was dat al half vergeten. Tot de dag dat het toch gebeurde en ze in Burkina Faso een hotel vonden om over te nemen. Toen kwam de dag waarop Pierre me zei: “Over zes maanden ben ik weg”. Ik had geen tijd om over de toekomst na te denken, want er was te veel werk. Toen vertrok hij en nog steeds vind ik dat erg spijtig.
Mijn relatie met Pierre was namelijk geweldig. Ik had altijd het gevoel dat wat goed voor hem was, ook goed voor mij was en omgekeerd. We spraken elkaar bijna dagelijks, en beslissingen werden bijna onmiddellijk genomen: “Hé, ik heb een idee” en dan volgde de reactie: “Dat lijkt me een heel goed idee, maar misschien hier en daar een beetje aanpassen”. Nadat hij weg was heb ik me nog lange tijd de vraag gesteld wat Pierres antwoord zou zijn geweest als ik hem die of die vraag had gesteld. Tot ik me realiseerde dat ik alleen was en dat wat ik dacht dat Pierre zou zeggen niets te maken had met het feit dat ik hoe dan ook een bepaalde beslissing moest nemen.
Dus hij vertrok in 2009?
Ja. En net op dat moment had het virus van de internationale ontwikkeling mij besmet. Naast het oorspronkelijke idee – de ontwikkeling van een internationaal netwerk van structuren vergelijkbaar met Smart om de arbeidsomstandigheden van kunstenaars, technici en projectwerkers in het algemeen te verbeteren – was ik tot de conclusie gekomen dat die ontwikkeling niet alleen noodzakelijk was voor die beroepsgroepen. Een dergelijk netwerk zou ook een volgende fase inluiden in de ontwikkeling en groei van ons project. Daarom nam ik toen de beslissing het grootste deel van mijn tijd te besteden aan het opzetten van dat netwerk. Ik maakte die intentie bekend aan het directieteam en vertrouwde hen het dagelijks beheer van het Belgische project toe.
Ik vond het interessant en ook gewoon heel leuk om het internationale netwerk op te richten. De periode 2010-2014 was een uiterst vruchtbare periode voor ontmoetingen. Niet dat ze allemaal even succesvol waren. Bij zo’n ‘oefening’ is het belangrijk om net één keer meer op te staan dan het aantal keren dat je valt. Er waren teleurstellingen, maar ook fascinerende warme ontmoetingen. We hebben elf internationale Smartjes opgericht, waarvan er nu nog zeven bestaan. De ontwikkeling gaat veel trager dan in België, maar ze evolueren, en vier ervan draaien quitte. En met in elk land een heel verschillend parcours. Ik was erg blij onlangs te horen dat het echte netwerken tussen de Smart-structuren weer op de agenda staat. Dat voorspelt veel goeds voor de toekomst van de ontwikkeling.
Ik heb in ieder geval veel plezier gehad. Ik herinner me jou, Céline, op een van de eerste internationale bijeenkomsten in Brussel. We zaten met bijna twintig mensen rond de tafel, én met de nodige communicatieproblemen.
Het was eigenlijk best grappig.
En buitengewoon interessant.
Zo had ik in Spanje een geweldige ontmoeting met Anne-Laure Desgris. We hebben toen veel gepraat over wat een coöperatie is, wat democratie zou moeten zijn en wat democratie kan betekenen in het beheer van een coöperatie. Ik ben heel blij dat ze de rol op zich heeft genomen die ze nu bij Smart heeft.
Je zei dat 2010-2014 een periode was waarin je je totaal hebt uitgeleefd, en ‘uit je voegen barstte’ met de internationale ontwikkeling…
Ja. En helaas nam in die tijd Frédéric Gregoir6, die algemeen directeur was van Smart in België, ontslag. Ik moet erbij zeggen dat hij zijn twijfels wel had geuit toen hij die functie accepteerde. Ik kan dus alleen mezelf verwijten maken. Maar ik kwam toen in een zeer ongemakkelijke positie terecht. De internationale ontwikkeling was een fulltime job en nu kwam daar een tweede opdracht bij die minstens evenveel tijd kostte, namelijk het overnemen van het dagelijks bestuur in Brussel. Die overbelasting leidde tot mijn eerste hartaanval en een jaar later tot een tweede.
Ik had dus geen andere keuze dan er in 2014 mee te stoppen.
En dus ging ik op zoek naar een vervanger. Sandrino Graceffa leek verreweg de beste kandidaat. Ik bood hem de job aan en hij accepteerde. Met iemand anders aan het roer kon ik nu in alle rust mijn tweede hartaanval krijgen …
Eind 2018 heb ik Smart verlaten.
Ik houd nog steeds de vinger aan de pols van wat er gebeurt, want Smart is en blijft het kindje van Pierre en van mij, waar ik zeer aan gehecht ben.
Ik ben ontzettend blij te zien welke richting de ontwikkelingen vandaag uitgaan en de geweldige manier waarop de huidige directie zowel Covid, het debacle bij Smart France en het beheer van de voortdurende groei, heeft doorstaan. Ze doen het gewoon heel goed. Het is geweldig om te zien.
Kun je ons vertellen wat je allerbeste momenten bij Smart waren?
Voor mij staat Smart eigenlijk voor 20 jaar geluk. Zo eenvoudig is dat.
Maar een van de opvallendste momenten is wel toen we tot onze grote verbazing de deur uit werden gezet tijdens een vergadering van de vakbond ACOD.
Was dat in de Troonstraat?
Dat was in de hoofdzetel van de ACOD in de Congresstraat.
Eerder gebruikte je de uitdrukking “hoe ver kun je te ver gaan”. In de tien jaar dat ik Smart ken, is het beeld dat ik vaak heb gehad een beetje dat van een piraat, een beetje een hacker.
Ja, dat is een heel juist beeld.
In het begin verspreidden bepaalde vakbonden – die ons vanaf het begin al niet moesten – het idee dat we incompetente cowboys waren. Na verloop van tijd verdween het woord incompetent. Cowboy is gebleven.
Een van de belangrijkste mensen in de ontwikkeling van Smart is Suzanne Capiau7 geweest, een advocate die onder andere gespecialiseerd is in het arbeids- en socialezekerheidsrecht. Dankzij de intense discussies die we met haar hadden, leerden we de valkuilen in de wetgeving en ook de interpretatiemogelijkheden ten voordele van onze gebruikers kennen. Je kan wel stellen dat we ‘met de rode lijnen hebben geflirt’. Temeer omdat de wetteksten, en dus ook de interpretatie ervan, relatief vaak veranderen. Sommige dingen werden een tijdje toegestaan om dan op een dag verboden te worden. Dus soms moesten we onze praktijk aanpassen.
In de eerste drie of vier jaar ontdekten we situaties waarvoor goede regelgevende antwoorden niet bestonden. Regelgeving is vaak onvolledig en soms tegenstrijdig. Er zijn hiaten en situaties die niet worden beschreven. Of voorschriften die niet zijn ontworpen voor de situaties die we tegenomen. We moesten voortdurend improviseren, ingrijpen, interpreteren en beslissingen nemen. Als we de juiste antwoorden niet konden vinden in de regelgeving, moesten we beslissen hoe we zouden handelen. Die gedwongen navigatie tussen de regels leidde ertoe dat we steeds moesten afwegen hoe ver we te ver konden gaan. Op welk punt zouden de autoriteiten weigeren ons te volgen?
Een heel goed voorbeeld daarvan is het volgende: een wet bepaalde dat het legaal was een bedrijf op te richten dat werknemers van andere bedrijven een deel van hun salaris betaalde. Die regeling betrof specifieke pensioenfondsen en vakantietoeslagfondsen, die geld inzamelden van werkgevers, en de werknemers van deze werkgevers een vakantietoeslag betaalden, met een aanvulling hierop, en nog een aanvulling op andere dingen. We vroegen ons af of we die wet konden toepassen om Smart te legitimeren? Smart betaalt het volledige salaris uit aan de werknemers van haar klanten, en is dus derde partij in de arbeidsrelatie. Suzanne zei: “In de paragraaf staat dat het geoorloofd is om een deel van het salaris te betalen. Maar 100% is ook een deel.” We konden geen beter argument bedenken, dus gebruikten we dat, hoewel we wisten dat het dubieus was. We gebruikten het met succes totdat de bewuste paragraaf werd ingetrokken.
Als je de uitdrukking ‘hoe ver kan men te ver gaan’ googelt, lees je dat het een citaat van Jean Cocteau is.
Ik weet dat die uitdrukking aan hem wordt toegeschreven, maar ik weet niet zeker of hij de eerste was die hem gebruikte.
Suzanne heeft ons al heel wat informatie heeft gegeven over de collectieve actie tegen de RVA in 2011. Maar ik zou ook graag willen horen wat jij erover te zeggen hebt, om een tweede blik te werpen op deze episode, die inderdaad heel belangrijk is geweest in de geschiedenis van Smart.
Absoluut. Bij wijze van inleiding kan ik zeggen dat de RVA opeens, om voor ons onbekende redenen, besloot haar reglementen voor kunstenaars te herinterpreteren: aanscherping van de voorwaarden voor toegang tot werkloosheid, voor het behoud van rechten, enz. De vakbonden voelden zich daar heel onbehaaglijk bij en organiseerden een infosessie voor de kunstenaars. Tijdens die sessie probeerden ze een ‘psychoanalyse te maken’ van de RVA, en wilden ze uitleggen wat volgens hen de motivatie van de RVA was om haar reglementen te veranderen.
Ik woonde de sessie bij en zei toen: “Ik zit hier in een wel heel slechte nachtmerrie. Want het gaat er niet om de motivatie van de RVA te begrijpen. Het gaat erom hoe te voorkomen dat ze die veranderingen ook werkelijk doorvoeren, zonder wettelijke rechtvaardiging. Een simpele administratieve herinterpretatie is onaanvaardbaar.” Ik nodigde toen de aanwezigen uit voor een actiebijeenkomst bij Smart tegen de invoering van de maatregelen. Er kwamen meer dan 500 mensen op af. Op die bijeenkomst hebben we toegezegd dat elke kunstenaar die het slachtoffer zou worden van de verandering, door Smart en op kosten van Smart zou worden verdedigd. En dat hebben we ook gedaan.
Ik zal niet ingaan op de details van alle ups en downs en de demonstraties. We hebben echt publiek actiegevoerd tot verdediging in de rechtszaal toe. De RVA heeft die nieuwe regelgeving moeten intrekken. Ik denk dat die stap essentieel is geweest en onze rol in België als verdediger van de rechten van kunstenaars en makers definitief heeft gevestigd. Ik ontmoet vandaag nog steeds mensen die me daarvoor bedanken.
Ja, het is ongelooflijk. Volgens mij is dat een van de enige voorbeelden van een collectieve actie die niet door een vakbond werd geleid.
Maar die actie leverde ons niet enkel vrienden op.
Nu we het toch over administratieve problemen hebben, kun je iets vertellen over het offensief van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI)?
Dat was een gigantische zure appel.
Ik denk dat Frédéric Gregoir ons daar ook wat over verteld heeft, maar het is interessant om te zien hoe jij er achteraf naar kijkt.
De BBI kwam niet uit zichzelf in actie. Jarenlang hadden we op de traditionele manier contact met het ministerie van Financiën. We deden aangiftes en de inspectie onderzocht de boekhouding op basis waarvan we onze aangiftes deden. Dat leverde nooit het minste probleem op.
Maar op een dag was er een groot conflict binnen onze raad van bestuur. Waar dat over ging, doet hier niet ter zake. Het kwam tot een stemming die Pierre en ik uiteindelijk wonnen met een zeer kleine marge van 8 tegen 7. Een van de bestuursleden ondervond die stemming als een persoonlijke aanval. Hij nam wraak door ons aan te klagen bij de Bijzondere Belastinginspectie. Die klacht bracht ons in de problemen waarover Frédéric Gregoir al verteld heeft. De BBI legde ons een boete op van bijna 100 miljoen euro. We hebben ons met succes verdedigd voor de rechtbank. De rechtszaak duurde meer dan vijf jaar en werd pas na mijn vertrek afgerond, dankzij het vastberaden optreden van Roger Burton8 en het advocatenkantoor Everest van Stéphane Bertouille. In plaats van het oorspronkelijk geëiste bedrag van 100 miljoen, eisten ze uiteindelijk voor de periode waarin ik bestuurder was – als ik het me goed herinner – om en bij de 3 miljoen euro, die we graag betaalden.
Om terug te komen op de internationale ontwikkeling, waar was je naar op zoek toen je naar het buitenland ging om mensen te ontmoeten? Wat was de essentie van Smart, de gemeenschappelijke deler, die je elders probeerde te ontwikkelen?
Ik ging op zoek naar mogelijkheden. Toen we naar Frankrijk gingen, naar de BIS in Nantes, wisten we nog niet echt wat we wilden. We dachten er misschien een paar geïnteresseerde muzikanten te vinden. Toen we Sandrino tegenkwamen, bleek dat we dezelfde ideeën hadden over non-profit ondernemerschap. Als we non-profit zeggen en als we het hebben over niet rijk worden, kan dat grijstinten aannemen van heel licht tot heel donker. Later kwamen we in contact met mensen van Franse coöperaties. Daar zijn we verschillende keren bijzonder teleurgesteld in geweest.
Naar aanleiding van de ontmoetingen in Frankrijk ben ik ons project veel meer gaan uitleggen in termen van het non-profit aspect. Het aspect om kunstenaars toegang te geven tot de best mogelijke sociale bescherming kwam op tweede plaats in de uitleg.
In het begin wist Smart niet precies waar ze naar op zoek was. Maar er waren wel veel mensen op zoek naar Smart. Moest je selecteren tussen de mensen die door het succes van Smart werden aangetrokken?
Ja, we moesten selecteren, hoewel ik dat met tegenzin deed. In Engeland zijn we lange tijd door, wat later bleek, een oplichter aan het lijntje gehouden. Wel een aardige oplichter. En een uitstekend schrijver, ik hou van zijn werk. Maar het was natuurlijk pijnlijk dat hij ons heeft voorgelogen. In elk land gebeurden verschillende dingen. Zo ontmoette ik in Spanje een Française die al 40 jaar in Barcelona woonde, Agnès Blot. Met haar richtten we al snel een Smart in Spanje op. Toevallig vertelde een Spaans lid me dat ze iemand kende die betrokken was bij de sociale economie in Spanje; zij bracht me weer in contact met het Andalusische agentschap voor sociale economie. Andalusië heeft een grote traditie van coöperaties en non-profit ondernemerschap. Zo leerde ik José Manuel Moreno kennen en zijn coöperaties, die een beetje functioneerden zoals Grands Ensemble in Frankrijk, een niet-geautomatiseerd, kleinschalig iets dat niet dacht aan uitbreiding maar heel goed functioneerde. En dus was het ingewikkeld, maar wel interessant, om Catalanen ervan te overtuigen samen te werken met Andalusiërs, en erger nog, om een macho Andalusiër ervan te overtuigen samen te werken met feministische Catalaanse vrouwen. Een anekdote: mijn vriend José Manuel Moreno had een vriend in Mexico die Juan Manuel Moreno heette. Juan was hoofd van de afdeling sociale economie aan een universiteit van de Jezuïeten in Puebla. We werden uitgenodigd in Mexico want ze wilden ons graag leren kennen.
Wat ik fascinerend vond – en daarom vond ik het zo jammer om ermee te moeten stoppen – was om naast de enorme verschillen in wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid tussen de landen die we bezochten, toch gemeenschappelijke punten te vinden om te verdedigen. Afgezien van Mexico en Chili vond verder alles plaats in Europa. Het idee was om een platform voor sociale zekerheid op poten te zetten voor projectwerk. Het is een werk in uitvoering, dat ik tot mijn genoegen heb mogen verdedigen in het Comité van de Regio’s van Europa. Maar de evolutie gaat traag. Ik zou er zelf meer vaart achter hebben gezet. Maar misschien houd ik mezelf voor de gek. Dat is nu eenmaal het tempo waarin zulke wetgevingen zich in Europa ontwikkelen.
Voor iemand die nog maar pas bij Smart is, resoneert dit alles heel sterk met wat we nu proberen te realiseren, wat soms misschien aan de kant wordt geschoven, maar wat we niet vergeten zijn in de geest en in het DNA van Smart.
Ik merk dat veel dingen terugkomen. Ik volg de ontwikkelingen met belangstelling, maar ik houd me bewust op de achtergrond omdat ik niet de minste behoefte heb op iemands tenen te trappen. Het doet me veel deugd te zien hoe Smart zich ontwikkelt.
Deze duik in de geschiedenis van Smart brengt weer de geluksgevoelens terug die dit avontuur me heeft gegeven.
Afgezien van de weinige spijtgevoelens voor wat ik niet heb kunnen realiseren, denk ik met ontroering aan al diegenen die aan dit avontuur hebben deelgenomen: het personeel, de leden, alle mensen die advies hebben gegeven, de opdrachtgevers, de ambtenaren en de politici, al die paden die ik heb gekruist in de context van de Belgische en de internationale ontwikkeling.
Klik op het nummer van de voetnoot om terug te gaan naar de overeenstemmende plaats in de tekst.
1. Zie ook het interview van Pierre Burnotte. In het Frans.
2. Amir Dibadj, medewerker van Julek Jurowicz en Pierre Burnotte sinds het ontstaan van de vzw voor de financiële en boekhoudkundige aspecten van Smart.
3. De Franse coöperatie La Nouvelle Aventure was van 2012 tot 2020 aangesloten bij de SCIC Smart. Ze herbergde alle podium- en filmberoepen en slaagde er met haar gedeelde beheertools en haar werk in om het statuut van duizenden personen veilig te stellen. Door een onrechtmatige beslissing van de Fransep overheidsorganisatie Pôle Emploi in september 2020 werd de coöperatie genoodzaakt om haar activiteiten stop te zetten.
4. Orville Pletschette, verantwoordelijke levenslang leren van Smart en de PVCB – Professionele Vereniging voor Creatieve Beroepen – van de coöperatie.
5. Zie ook het interview van Sandrino Graceffa. In het Frans.
6. Zie ook het interview van Frédéric Gregoir. In het Frans.
7. Zie ook het interview van Suzanne Capiau. In het Frans.
8. Roger Burton is intussen strategisch adviseur geworden en ijvert in 2024 nog steeds voor een betere coöperatie. Zie ook het interview van Roger Burton, in het Frans.